Er is veel tijd gestoken in de samenwerking tussen Rijk en regio op het gebied van smart mobility. De intenties zijn allemaal goed, we hebben betrokken collega’s die aan de slag gaan met de duurzame mobiliteitstransitie. Maar doordat het ‘landschap’ zo omvangrijk is geworden met structurele en incidentele initiatieven, wordt de samenwerking steeds lastiger. Meer integrale samenwerking en vasthouden aan een paar basisprincipes is cruciaal, betoogt Rick Pakkert, gebiedscoördinator Noordwest.
“Veelgehoorde vragen zijn: met wie gaan we nu echt structureel samenwerken? En: wie besluit hier eigenlijk over? Hierdoor zie je dat veel concrete projecten en pilots doorgeschoven worden. Om echt voortuitgang te boeken, moeten we efficiënt met een groep koplopers aan de slag gaan. Zodat wij daadwerkelijk vooruitgang gaan boeken met de mobiliteitstransitie.
Tegengestelde belangen
Er is een gebrek aan samenwerking tussen belanghebbenden. Terwijl die samenwerking nu juist essentieel is voor de duurzame mobiliteitstransitie en dus voor het verminderen van de milieu-impact, het bereikbaar houden van Nederland en het bevorderen van een duurzamere toekomst. Dat gebrek aan samenwerking kan diverse oorzaken hebben. Belangentegenstellingen tussen overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers. Maar ook financiële, technologische en institutionele belemmeringen. Deze factoren kunnen de ontwikkeling van beleid, de implementatie van maatregelen en de stimulatie van innovatie verhinderen of vertragen.
Hoewel er veel energie wordt gestoken in landelijke initiatieven als deelmobiliteit en het digitaal stelsel mobiliteitsdata, zijn deze alleen niet voldoende. Integrale samenwerking met andere aspecten, zoals hubs, autonoom vervoer, gedragsverandering en zero-emissiezones is noodzakelijk voor vooruitgang.
In verschillende regio’s zijn er al samenwerkingsverbanden tussen het rijk en de regio, zoals Goed op Weg, Samen bouwen aan bereikbaarheid (SBAB), Regionale mobiliteitsprogramma’s (RMP), en verstedelijkingsstrategieën. Het landschap (zie afbeelding hieronder) is echter voortdurend in beweging en het behouden van overzicht is uitdagend.
Openheid, transparantie en bereidheid
Om vooruitgang te boeken, is het van belang een gemeenschappelijk begrip te creëren en stakeholders uit verschillende sectoren te betrekken. Dit kan via overlegplatforms, beleidsmaatregelen die samenwerking aanmoedigen, investeringen in onderzoek en ontwikkeling, en het delen van best practices.
Het identificeren en overwinnen van obstakels voor samenwerking vereist een gecoördineerde inspanning van alle belanghebbenden. Door gezamenlijke doelstellingen te formuleren en acties te ondernemen, kunnen we stappen zetten. Dit vereist een cultuur van openheid, transparantie en bereidheid om van elkaar te leren. En een structurele samenwerking met heldere principes, die we overigens al eerder met elkaar afspraken:
- Wij werken als één overheid (richting markt en reiziger)
- Wij leren van elkaar (delen van kennis en beslisinfo)
- Wij pakken het slim aan (juiste plek en niet dubbel)
- Wij kunnen het aan (organisatie en competentie)
Integraal
Het echte succes en vooruitgang van de duurzame mobiliteitstransitie ligt in het integraal aanpakken van de opgaven, zoals de woningbouwopgave. Hierbij wordt deelmobiliteit toegepast, worden alternatieve vervoersmodaliteiten gestimuleerd, wordt gedrag beïnvloed, wordt geïnvesteerd in duurzame oplossingen en wordt autonoom openbaar vervoer overwogen. Dit vereist samenwerking over focusgebieden heen. Alleen door integrale samenwerking kunnen we de duurzame mobiliteitstransitie versnellen en Nederland vooruithelpen in deze complexe transitie. Laten we onderlinge belangentegenstellingen overstijgen, over grenzen kijken en écht gezamenlijk werken aan de uitdagingen die voor ons liggen!”