In de kop van Noord-Holland wordt sinds 2020 geëxperimenteerd met zogeheten mobipunten. Een mobipunt is een plek waar verschillende soorten mobiliteit bij elkaar komen. Van bushalte of treinstation tot deelauto. Bovendien zijn er rondom mobipunten vaak winkels of afhaalpunten voor pakketjes aanwezig. Dankzij de mobipunten zijn bewoners minder afhankelijk van hun eigen vervoer. Sander Kunst is strategisch beleidsmedewerker Verkeer en vervoer bij de gemeente Schagen. Hij is betrokken bij de ontwikkeling van deze mobipunten. Drie vragen aan Sander:

Hoe is dit initiatief ontstaan?

‘We hebben hier een samenwerkingsverband tussen verschillende gemeenten in Noord-Holland: De Kop Werkt. Daar lag de wens om de bereikbaarheid in de kleinere kernen te verbeteren. Het openbaar vervoer in de landelijke gebieden is de afgelopen decennia sterk verminderd. We zijn daarom op zoek gegaan naar een passende oplossing. Die bleek te zitten in het aanbieden van deelmobiliteit. We hebben deelmobiliteit gekoppeld aan projecten en producten die veel connectie hebben met de samenleving. Dus horeca, winkels en punten waar je pakketjes afhaalt. Zo ontstonden de mobipunten. Locaties met veel vervoersmogelijkheden, daar ‘waar het gebeurt’. Inmiddels hebben we 14 van die punten in de gemeenten van De Kop Werkt.’

Waar loop je tegenaan tijdens de ontwikkeling van de mobipunten?

‘Je hoopt natuurlijk dat zodra het mobipunt er is, het ook direct goed gebruikt wordt. Wat dat betreft hadden we de tijd tegen: vlak na de opening van de eerste mobipunten kwam corona ons land binnen. De punten zijn misschien een tijdje wat minder gebruikt, dat neemt niet weg dat het belangrijk is dat ze er zijn. Je wilt inwoners iets anders aanbieden dan de eigen auto. Zeker bewoners die zelf weinig toegang tot vervoer hebben. In een klein dorp zul je nooit honderden gebruikers van een deelauto hebben. Maar in deze tijd is het heel belangrijk om na te denken over hoe je reist, alleen al uit duurzaamheidsoogpunt. Daarnaast hebben we bij de ontwikkeling van de mobipunten in de interne organisatie, de gemeente, best wat belemmeringen ervaren. Het voelde een beetje alsof ik een bewoner was die een aanvraag deed voor een dakkapel: ik moest mijn collega-ambtenaren overtuigen van nut en noodzaak, en steeds wat informatie aanleveren. Onbekend maakt onbemind, denk ik. Maar het maakt je ook scherp om te komen tot de kern van het verhaal, de juiste boodschap. Weinig collega’s hadden zelf al ervaring met deelmobiliteit en zagen dus de noodzaak ook niet. Door met elkaar in gesprek te gaan én ze het zelf te laten ervaren ontstond er ook intern enthousiasme.’

Wat is de beste tip die je een andere gemeente kunt geven?

‘Practice what you preach. Je vraagt iets van andere mensen. Namelijk: dat ze nadenken over hun vervoer en gebruikmaken van bijvoorbeeld een deelauto. Als gemeente hebben wij daarom twee van onze eigen auto’s verwisseld voor een deelauto. Die mag iedereen dus gebruiken, ook als je niet bij ons werkt. De komende tijd ga ik met collega’s een ritje maken, zodat ze ervaren hoe het werkt. Ik merk in gesprekken dat er best wat angst zit: hoe werkt het aanvragen van een deelauto, waar staat die geparkeerd, staat die er wel als ik hem nodig heb? Door die ervaring op te doen neem je belemmeringen weg. Hopelijk neemt zo het gebruik toe en vertellen collega’s over hun positieve ervaring aan vrienden en familie. Door ons op deze manier aan het initiatief te verbinden, neem je als partij toe in geloofwaardigheid. Je schrijft niet simpelweg iets voor. En daarbij geldt ook dat je van meerdere markten kunt profiteren: van inwoners én van je eigen personeel. Win-win.’