In de gemeente Amsterdam wordt volop geëxperimenteerd met bewonersinitiatieven die het gebruik van deelmobiliteit bevorderen. Zo hebben bewoners in De Pijp parkeervergunningen ingeleverd, waardoor parkeerplekken vervangen kunnen worden door groen of fietsparkeren. Maar het organiseren en ondersteunen van dit soort bewonersinitiatieven is zo simpel nog niet, weet Diederik Basta. Hij is projectmanager smart mobility bij de gemeente Amsterdam. ‘Negen van de tien keer is er nog geen beleid voor. Je moet dus naar hazenpaadjes zoeken om het toch mogelijk te maken.’
Om hun buurt autoluwer te maken, hebben bewoners van De Pijp een afspraak gemaakt met de gemeente: als mensen hun parkeervergunningen inleveren, mag de buurt meedenken over hoe de vrijgekomen ruimte wordt ingevuld. Voor elke vijf vergunningen verdwijnen vier parkeerplekken. Wie geen auto meer heeft en toch op pad moet, kan een van de nieuwe deelauto’s pakken. ‘In deze buurt waren we al bezig met herinrichting van de openbare ruimte. De vrijgekomen ruimte door de ingeleverde parkeervergunningen wordt nu toegevoegd aan dit traject’, legt Diederik uit. ‘Bewoners mogen meedenken over hoe we die ruimte gaan opvullen. Bijvoorbeeld met meer groen, fietsparkeerplekken of ondergrondse containers.’
Mobiliteit delen met je buren
Dit is niet het enige bewonersinitiatief in Amsterdam op het gebied van deelmobiliteit. Diederik: ‘We kennen er nu vijf, maar binnen VvE’s (Vereniging van Eigenaars) lopen ook dergelijke projecten. Daar zijn wij als gemeente verder niet bij betrokken, wel bij de projecten die echt op straat plaatsvinden. In alle projecten is de centrale vraag: hoe kun je met je buren mobiliteit delen? Zo is er in Watergraafsmeer Meer Delen, een coöperatie om elektrische auto’s en bakfietsen te delen. Iedereen kan de voertuigen gebruiken, maar leden van de corporatie krijgen korting op hun ritten. De ritten onder de vijf kilometer zijn best aan de prijs, om korte ritjes te ontmoedigen. Met dit geld worden de elektrische bakfietsen dan weer gefinancierd.’
Werken zonder beleid
In Watergraafsmeer is een parkeervergunning nodig voor de deelauto. Dat is in dit geval geen probleem: de gemeente Amsterdam heeft deelautovergunningen voor deze coöperatie uitgegeven omdat zij voldoen aan alle voorwaarden. De belangrijkste is dat de auto toegankelijk is voor iedereen met een geldig rijbewijs. Maar er zijn ook bewoners die niet willen samenwerken met een commerciële deelautopartij, omdat ze niet tevreden zijn over het uiterlijk van de auto of de prijzen, omdat ze niet weten wat er met hun gegevens gebeurt of omdat ze de auto alleen met hun buren willen delen. Een eigen auto die je deelt met je buren voelt minder anoniem en zorgt voor meer contact tussen bewoners, is dan de gedachte. Maar als bewoners voor een vorm zonder commerciële deelautopartij kiezen dan wordt het qua beleid wel ingewikkeld. ‘Vanaf ongeveer tien gebruikers wil je die auto als privépersoon niet op je naam hebben staan, want dan ben je hoofdelijk aansprakelijk als er iets gebeurt’, legt Diederik uit. ‘Daarom willen bewoners zo’n auto liever op naam van de coöperatie zetten, zodat je samen aansprakelijk bent. Alleen, daar heeft de gemeente geen vergunning voor. Een deelautovergunning is niet altijd de oplossing, omdat de bewoners het gebruik willen beperken tot buurtgenoten en dat kan niet, want een deelauto moet voor iedereen met een rijbewijs beschikbaar zijn. Een bedrijfsvergunning is lastig want daarbij wordt gekeken naar het aantal werknemers en coöperaties hebben geen werknemers maar leden. Je bent dus de hele tijd aan het schipperen tussen wat kan en wat nodig is.’
Verschillende vormen faciliteren
En dat is best lastig, ziet Diederik. ‘Naar aanleiding van de BuurtHubs, waar bewoners gebruik konden maken van elektrisch deelvervoer, kreeg ik van bewoners de vraag of ze zoiets ook zelf konden opzetten. Hier waren alleen geen beleidskaders voor. Daarom heb ik gekeken of ik ze op weg kon helpen, want het kan van grote toegevoegde waarde zijn voor de stad. Ik denk namelijk dat deelmobiliteit zoals we die nu veel zien – met name met de commerciële aanbieders – voor een groot deel van de Amsterdammers geen echt alternatief is voor de privéauto. Bijvoorbeeld omdat ze het relatief duur vinden, of omdat er geen auto in hun buurt staat. Daarnaast zie ik dat we met het huidige beleid is gericht op het verminderen van autobezit. Als we slechts inzetten op commerciële deelmobiliteitsaanbieders en het openbaar vervoer als alternatief voor de privéauto, dan ben ik bang dat we een groot deel van de Amsterdammers tekortdoen. We moeten deelmobiliteit veel meer benaderen als een aanbod waar veel verschillende vormen mogelijk zijn en die wij als stad ook faciliteren. We willen deze ideeën van bewoners aanmoedigen. Maar dan moeten we dit wel goed begeleiden, door scherpe voorwaarden te stellen en manieren zoeken om het gebruik te monitoren en te handhaven.’
Hazenpaadjes
In andere steden in binnen- en buitenland wordt al langer geëxperimenteerd met bewonersinitiatieven om het gebruik van deelmobiliteit te bevorderen. Daarom heeft Diederik contact met beleidsmedewerkers van steden als Den Haag en Bergen (Noorwegen) en CoöperatieAuto in Culemborg. ‘Het idee is niet nieuw, maar voor ons als stad wel. Daarom is het goed om te kijken hoe anderen het aanpakken. Ik ben enthousiast aan de slag gegaan, maar qua vergunningen bleek het erg ingewikkeld. Als je hier als stad iets mee wil, check dan eerst hoe dit in jouw gemeente is geregeld. Daarnaast is het voor buitenstaanders lastig om hun weg te vinden in het web van de gemeente. Zorg daarom voor bewoners voor een oliemannetje die weet hoe het in de gemeentelijke organisatie werkt. En tot slot moet je het echt leuk vinden om hiermee aan de slag te gaan. De praktijk is weerbarstig, er bestaan nog nauwelijks beleidskaders, dus je moet lol hebben in het vinden van hazenpaadjes om de initiatieven toch te laten slagen.’